De gedragshype voorbij

hypeIs gedrag een overwaaiende hype in ons communicatiewereldje? Of snijdt het echt hout? ‘We moeten iets met gedrag’, hoor ik veel tegenwoordig. Maar wat? En waarom? De lekker bekkende 6 principes van Cialdini doen het goed *). Workshops en presentaties over gedrag zijn er in overvloed. ‘Word expert in 1 dag.’ Toe maar! Alsof het een trukendoos is.

Ik vind dat gedragsbeïnvloeding meer aandacht mag hebben van communicatiemensen. Waarom ben ik zelf eigenlijk zo’n gedragsfan geworden, of misschien wel meer een psychologiefan?

Mond vol tanden

In het verleden leverde ik nogal eens een communicatiestrategie af. Gedegen, zoals iedereen van mij gewend is. Ik benoemde keurig doelen in termen van kennis, houding, gedrag, bedacht een prachtige kernboodschap, leverde een lijstje middelen en klaar is Kees. Geheel volgens de regels der kunsten.

Maar ik miste iets en voelde me niet helemaal senang. Hoe wist ik nou of mijn strategie werkelijk bij zou dragen aan het doel. Ik miste een waarom: waarom werkt het, deze middelenmix? Als een opdrachtgever me zou vragen: waarom denk je dat we met dit plan onze doelen bereiken, zou ik met mijn mond vol tanden staan.

Het kwartje

Met deze vragen in mijn hoofd, las ik toevallig het boek De nieuwe aanpak van overheidscommunicatie van Bert Pol en Christine Swankhuisen. Wauw! Dat was interessant. En ineens viel het kwartje. In de sociale psychologie lag mijn ‘waarom’, de strategie, hoe je communicatie werkelijk effectief kunt maken. Een wezenlijke stap verder dan de kernboodschap en middelenmix.

Na een masterclass over gedrag, communicatie en sociale psychologie, ging ik anders nadenken over mijn communicatiestrategieën. Ik las veel boeken, probeerde te begrijpen hoe het in elkaar zat. Er bleek een oneindige zee van kennis om me aan te laven. Ik zocht ook tools om de theorie behapbaar te maken en toe te passen in de praktijk. Samen met collega Loes Hekkens, die hetzelfde pad bewandelde, liep ik tegen Intervention Mapping aan, een denkraam uit de gezondheidssector. Inmiddels zijn we ook bekend met 7E, EAST, NUDGE, CASI etc..

Tegengif

Een boek en een blogsite verder besloten we een vijfdaagse training voor onze vakgenoten op te zetten, tegengif voor de grote-stappen-snel-thuis-cultuur. Onze missie was om vakgenoten te helpen voorbij de hype te gaan en werkelijk de vruchten te plukken van het onderzoek van psychologen. Door theorie uit te diepen én te koppelen aan de praktijk.

De vierde training staat op de rol voor september. Ik verheug me stiekem op de fronsende voorhoofden op de derde dag. Het is altijd even doorbijten dan, maar op de vierde dag zie ik de gezichten van onze cursisten altijd weer opklaren. Dan is het kwartje blijkbaar gevallen. Als de cursisten aan het eind dan ook nog zeggen dat dit écht niet mag ontbreken in de communicatieopleidingen, vind ik dat dat onze missie is geslaagd: de hype voorbij.

*) Ik doe Cialdini hier misschien wat tekort. Zijn principes zijn gebaseerd op gedegen onderzoek en worden tot in de details uitgewerkt in zijn boeken.De

Britse tips voor meer zelfredzaamheid (deel 2)

Hoe help je ouderen als Jeroen in beweging te blijven, zodat ze langer thuis kunnen blijven wonen? Lees hoe je een enorm verschil kunt maken door kleine drempels weg te nemen. Uit het onderzoek van het Britse Behavioural Insights Team (BIT) blijkt dat zelfs de kleinste hindernissen gedrag kunnen tegenhouden en dat er met minimale ingrepen een wereld valt te winnen.

Gedrag makkelijk maken

Eigenlijk kun je ervan uit gaan dat wij mensen best lui zijn. Bedenk maar: als je een workshop hebt gevolgd vraagt de organisator of je wil vertellen wat je ervan vond. Moet je dat thuis doen naar aanleiding van een mail, dan is de kans groot dat je het niet doet. Krijg je aan het eind van de workshop een formuliertje in handen gestopt liefst met een pen erbij, dan zet je snel even de vinkjes.

damescootmobiel-hindernisEn wat gebeurt er als je een schaal met fruit neerzet op je werk? De sinaasappels worden als laatste gepakt, want het is nogal een gedoe om die te pellen. Biedt je partjes aan, dan is de sinaasappel snel weg.

Onze weerzin tegen gedoe is vaak sterker dan ons verlangen. Ondanks dat de Britten graag voor hun pensioen wilden sparen, deed het merendeel dat toch niet. Want het was gedoe, met formulieren en zo. Toen pensioensparen in 2012 een opt-outsysteem werd, steeg het aantal spaarders aanzienlijk, zonder dat sparen voor andere doelen verminderde. De nieuwe spaarders bleken de actie van de Britse overheid te waarderen. Zelfs mensen die besloten hadden niet te sparen vonden dat het opt-outsysteem moest blijven.

Of juist moeilijk

Een ander bizar voorbeeld: zelfmoord met een overdosis aan paracetamol kwam aanzienlijk minder voor toen de doordrukstrips in zwang raakten. Om voldoende paracetamol te slikken, moet je heel wat strips doordrukken. Dat was teveel moeite bleek uit het onderzoek en gelukkig bleek ook dat mensen niet voor een andere methode kozen.

De drempels van Jeroen

Wat betekent dit voor mensen als Jeroen, die maar moeilijk uit zijn stoel komt en weinig aanloop heeft van vrienden en familie? Als hij vaker in beweging zou komen zou dat op den duur een zwaar zorgtraject kunnen schelen. Jeroen wil best afspreken met zijn vriend voor een kopje koffie, maar ziet op tegen het opzoeken van zijn telefoonnummer en vergist zich wel eens bij het intoetsen van de nummers. Te veel gedoe! Door het nummer van de vriend in te programmeren zodat hij maar twee toetsen hoeft in te drukken, zou je dit ogenschijnlijk kleine drempeltje weg kunnen halen.

Jeroen wil ook wel naar de gymles, maar opgeven moet via internet of in het buurthuis. Twee drempels voor Jeroen, dus de kans is groot dat hij er niet aan begint. Bel je hem even hierover, dan is dát in ieder geval geregeld. Naar de les toe gaan is ongetwijfeld de volgende drempel die beslecht moet worden. Misschien vervoer regelen met een andere deelnemer?

Pamperen?

Ik denk dat we met een paar simpele ingrepen, Jeroen enorm kunnen helpen bij het nieuwe gedrag. Bij mij knaagt er wel iets: hoe ver ga je om mensen te pamperen. Als er niets van Jeroen zelf uitgaat kun je je afvragen wat je inspanningen voor nut hebben. Over dit dilemma gaat het BIT-onderzoek niet. Ik geloof dat ik zelf toch zou kiezen voor de minimale ingreep die een ingrijpender zorgtraject voorkomt of op z’n minst uitstelt. Ik ben wel benieuwd hoe sociaal werkers met zo’n dilemma omgaan. Reageer vooral!

  • Zie ook deel 1 van dit blog over de ‘groei-mindset’ en ‘vertrouwen in eigen kunnen’ (hierboven).
  • Interessante literatuur: Inside the nudge unit van David Halpern (hoofdstuk Easy).

Britse tips voor meer zelfredzaamheid (deel 1)

Zelfredzaamheid is wat de klok slaat en ook cliënte Bep moet eraan geloven. Als zij steeds in haar stoel blijft zitten, zijn er straks zwaardere zorgtrajecten nodig en dat is wat de zorg- en welzijnssector graag wil voorkomen. Geen sinecure, want Bep moet haar gewoontes veranderen en gewoontegedrag is moeilijk te doorbreken. Maar grootschalig onderzoek van het Behavioural Insights Team (BIT) uit Groot Brittannië biedt perspectieven.

Ook de Britten willen meer zelfredzaamheid bij hun burgers. Het onderzoek van het BIT is gericht op de praktijk en geeft heel bruikbare tips over hoe je mensen als Bep in actie kunt brengen. In het rapport ‘Making the change’ noemt het BIT de vijf belangrijkste en tegelijk goed beïnvloedbare gedragsfactoren. In dit blog bespreek ik de ‘groei-mindset’ en ‘vertrouwen in eigen kunnen’.

bepwandeltWie is Bep?

Bep is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Er zijn vele Beps in soorten en maten. Onze Bep is begin 80, woont alleen en heeft de puf niet meer om naar buiten te gaan. Ze heeft diabetes, is stram en te zwaar en zit het liefst hele dagen in haar stoel. Veel aanloop heeft ze niet, dus ook eenzaamheid ligt op de loer. Bep zou meer moeten bewegen en onder de mensen moeten komen. Hoe krijgen we haar zover dat ze iedere dag even een blokje om gaat en het nuttige met het aangename combineert door even koffie te drinken in het buurthuis of bij een vriendin?

Groei-mindset

Amerikaanse onderzoekster Carol Dweck is zo langzamerhand ook hier een bekende door haar boek Mindset; de weg naar een succesvol leven. Zij propageert dat volwassenen en kinderen enorm veel beter presteren als ze een groei-mindset hebben. Dit komt er op neer dat ze de basishouding hebben dat ze alles kunnen leren. Het is dus niet: ik kan dit niet, maar: ik kan dit nog niet.

Niet alleen Bep heeft die mindset nodig, ook de hulpverlener. Het is niet meer de alleswetende dokter, psycholoog of maatschappelijk werker, maar juist een hulpverlener die uitstraalt dat hij of zij vertrouwen heeft in de mogelijkheden van Bep.

Met een relatief kleine inspanning kun je de groei-mindset aanleren. Uit onderzoek blijkt dat hulpverleners al heel anders met hun cliënten omgaan na een workshop van anderhalf uur.

Vertrouwen in eigen kunnen

In het verlengde van de groei-mindset ligt vertrouwen in eigen kunnen. Dit vertrouwen kun je op meerdere manieren vergroten en één daarvan is het opbouwen van het gewenste gedrag in kleine stapjes. Bep begint daarom met één keer per week een kleine wandelingetje. Als ze merkt dat ze dat prima aankan, is de stap naar vaker en langer maar klein. Als ze ook nog door een vriendin wordt opgehaald is het nog makkelijker, maar daar kom ik in een volgend blog op terug.

Ook met slimme communicatie kun je het vertrouwen van Bep opbouwen, want het blijkt dat zij ook van anderen leert. Als zij ziet dat Marja (85) dagelijks een half uur wandelt, is de kans groot dat ze zich zelf ook in staat voelt om dat te doen. Het gebruik van rolmodellen in folders en filmpjes zie je vaak. Het luistert wel nauw. De rolmodellen moeten goed aansluiten bij de leefwereld van Bep. Zij moet natuurlijk niet ontmoedigd worden.

Is dat alles?

Het BIT noemt nog vier andere gedragsfactoren die grote invloed hebben op het gedrag van Bep. Daarover schrijf ik mijn volgende blogs.

 

Tip voor het COA

Geschreven voor communicatiekragt.nl op 15 februari 2016

Ruzie in het AZC? Tussen groepen vluchtelingen die de ruzies juist proberen te ontlopen? Dat is toch een gotspe! Als buitenstaander proberen we dit te begrijpen en ons in te leven in de trauma’s en frustraties van deze mensen die natuurlijk ook teleurgesteld zijn dat het beloofde land niet zo mooi is als anderen hadden gezegd.

azc-1-768x444Maar dat is maar ten dele de oorzaak. De mensen zijn weg uit hun sociale groep, de groep die bepaalt wie ze zijn, die hun identiteit bepaalt. Net als de Hollanders in Canada; nergens vind je mensen die Hollandser zijn. In het AZC zijn vluchtelingen zo ontheemd, zo alleen in de massa, dat ze zich wanhopig vastklampen aan hun laatste stukje identiteit, aan hun laatste stukje eigenheid. En waar mensen hun identiteit vasthouden zetten ze zich af tegen die van anderen. Dan ontstaan er makkelijk partijen: wij tegen zij.

Groepsproces

Cialdini *) schrijft over dit groepsproces. Hij beschrijft een experiment op een jongenskamp. De jongens werden verdeeld in twee groepen, ieder hun eigen onderkomen, ieder een eigen naam. Dit alleen al was genoeg om vijandschap op te wekken met vervelende relletjes tot gevolg, ook tijdens leuke activiteiten. De leiding voegde er nog wat competitieve spelletjes aan toe en de rivaliteit was compleet.

Samenwerken in plaats van rivaliteit

Hoe dit weer in goede banen te leiden? De leiding bedacht een aantal situaties waar rivaliteit nadelig zou zijn voor iedereen en samenwerking de enige uitweg was. Ze zorgden bijvoorbeeld dat de auto waarmee het eten opgehaald moest worden, vast kwam te zitten. De jongens trokken en duwden net zolang totdat de auto weg kon. Er bleek ook maar één manier om geld bij elkaar te krijgen voor de huur van een favoriete film, namelijk door budgetten van beide groepen bij elkaar te leggen. Zo bedachten ze meer projecten. En wat bleek, er ontwikkelden zich vriendschappen tussen jongens van de verschillende groepen en het werd steeds gezelliger.

Voetballen? No go!

Zonder dat ik wil zeggen dat dit het ei van Columbus is: maar zou je vluchtelingen niet zelf hun opvanglocatie in orde moeten laten maken? Zou je samenwerking kunnen stimuleren door ze niet alles kant en klaar aan te leveren, maar door ze zelf het werk te laten doen?

In ieder geval: laat ze geen potje voetballen. Dat werkt averechts!

*) Uit Robert Cialdini: Invloed; De zes geheimen van het overtuigen.

7E-model, véél maar ook heel bruikbaar

Geschreven voor communicatiekragt.nl op 3 november 2015

cover_7emodel_webEindelijk is er het lang verwachte boek over het 7E-model: Effectief gedrag veranderen met het 7E-model door Fran Bambust. Zij voorspelde afgelopen juni tijdens de presentatie dat onze boeken ezelsoren zouden krijgen en er na een jaar vreselijk beduimeld uit zouden zien. Is dat zo? We bespraken het boek met de leesclub van de linkedingroep Communicatie en gedrag. Onze conclusie: véél maar toch heel bruikbaar.

Het boek is bedoeld als hulpmiddel bij het ontwikkelen van je strategie om gedrag van bijvoorbeeld burgers te veranderen en geschreven vanuit het perspectief van de (Belgische) overheid.
Het 7E-model is heel in het kort een stappenplan met 7 ‘hefbomen’ die – in de juiste combinatie – helpen om gedrag van mensen een duwtje in de gewenste richting te geven. Het model in beeld:

12e_model12E_model

Veel

Wat vond de leesclub? ‘Het ging me duizelen.’ Was het commentaar van één van de leden. Dat konden we ons goed voorstellen. Er staat heel veel in het boek. Veel rijtjes, termen die erg op elkaar lijken. 7 keer E heeft daarmee ook een nadeel: makkelijk te onthouden of juist niet? Het model vraagt veel van de gebruiker, zeker als dat een beginner in de gedragsmaterie is.
We hadden ook wel het gevoel dat dit model vooral zinvol is voor grote projecten. Wat doe je met kleine en simpele beleidsopgaven? Zou een verkorte versie dan niet voldoende zijn? Met een compact overzicht van de meest fundamentele gedragsinzichten?

Houvast

Enfin, papier is geduldig, de praktijk grillig en complex, dus een handvat en een beetje structuur is best prettig. En toch ook wel heel fijn dat alle belangrijke theorie terug te vinden is in de beschrijving van de 7 E’s. Het boek geeft daarmee meer praktisch houvast dan bijvoorbeeld het boek Nieuwe aanpak in overheidscommunicatie van Bert Pol en Christine Swankhuisen (wat overigens een uitstekend boek is!).
En laten we wél wezen, ook als je andere modellen en stappenplannen bekijkt is het altijd veel. Gedrag is gewoon complex en je moet een boel weten om er echt mee uit de voeten te kunnen.

Ladder

Het rijtje dat het meest gewaardeerd werd door de leesclub was de ladder. Waar staat de doelgroep op de ladder is misschien wel de belangrijkste vraag die je je moet stellen als je een pakket interventies ontwerpt (zie het model hierboven) De ladder is veel gedifferentieerder dan het veel gebruikte onderscheid tussen gepland – automatisch dat in werkelijkheid nooit zo scherp is.
Zelf had ik moeite om de ladder niet als ladder te zien waarvan je alle treden moeten gebruiken. Voor veel gedrag hoef je helemaal niet na te denken, denk maar aan de nudge in de pispot of de voetstappen naar de trap. Hoewel Fran Bambust benadrukt dat je gerust treden kunt overslaan, blijft dat toch een instinker. Misschien is de beeldspraak van een ladder niet helemaal gelukkig gekozen.
De leesclub had nog als kanttekening dat het vaak lastig is om te achterhalen waar de doelgroep precies staat, zeker als het budget niet toereikend is om dit te onderzoeken. Maar als je een pakket van interventies ontwikkelt voor iedere trede van de ladder zit je altijd wel goed. In de praktijk zijn er op trede wel delen van de doelgroep te vinden.

Verhalend

Het boek bevat veel E’s en ook veel tekst die, met z’n Vlaamse inslag, voor ons Nederlanders best wel eens lastig lezen was. Even wennen aan het jargon en de zinsconstructies dus.
Toch waren we allemaal erg te spreken over de verhalende schrijfstijl van Fran Bambust met fijne oneliners, mooie plaatjes en mooie citaten. Het boek staat vol met voorbeelden uit de praktijk wat het erg concreet maakt. Misschien in een volgende versie nog wat van de leuke experimenten uit de wetenschap om een snufje autoriteit toe te voegen?

Al met al

De boekenclub was al met al heel blij met het boek: een handig en gedegen naslagwerk, een check of je wel goed bezig bent met je strategie, een fijn houvast. Ik vermoed dat onze boeken ezelsoren krijgen.

Veelbelovende presentatie boek over 7E-model

Geschreven voor communicatiekragt.nl op 25 juni 2015

7e-picto_enthuseDat Belgen fantasierijk met hun taal omgaan wist ik wel, maar de beeldende manier waarop Fran Bambust de lastige materie van communicatie en gedrag in kaart brengt toont aan dat je meer in huis moet hebben dan alleen maar Belgische zijn.

Bij de presentatie in Gent van haar boek Effectief gedrag veranderen met het 7E-model liet Fran Bambust overtuigend zien hoe haar 7E-model gericht is op mensen uit de praktijk. Geen vage termen als ‘strategieën’ maar het voor zich sprekende woord ‘hefbomen’ en lekkere rijtjes die makkelijk onthouden: 7 maal E (trouwens wel Engels).

Stop met sensibiliseren!

‘Stop met sensibiliseren, begin met helpen!’ was het credo waarmee Fran haar verhaal begon. ‘We willen mensen onze bezorgdheid opleggen, bijvoorbeeld over de klimaatverandering, maar dat werkt niet. We verzanden in doemberichten, verwijten, het opgeheven vingertje, maar het effect is: mensen geloven het niet, ze geven de schuld aan een ander, zien zichzelf niet in het verhaal en vluchten, ontwijken of ontkennen.’ Waarom blijven we het dan toch zo doen, vraagt zij zich af. Om daarna meteen het logische antwoord te geven: ‘Het levert de overheid en milieuorganisaties ook wat op. Het bevestigt dat ze zelf wél goed bezig zijn.’

In een half uur tijd kreeg het Belgische publiek bestaande uit communicatiemensen én beleidsmensen en managers een stoomcursus 7E. Natuurlijk onmogelijk om een boek van 228 pagina’s uit te leggen, maar genoeg om een eerste beeld te krijgen.

Kennis over gedrag blijft onmisbaar

De workshop daarna gaf ruimte om er dieper op in te gaan. Al snel werd duidelijk dat, hoe lekker sappig het model er ook uit ziet, de materie best ingewikkeld blijft. De 7 E’s bleken aardig te overlappen en zijn dan ook niet meer dan een houvast en een check. Kennis van hoe gedrag werkt, over de menselijke psyche, blijft onmisbaar. En ook het begin is moeilijk: formuleer je doelen maar eens in termen van gedrag. Dat valt de meeste mensen niet mee, weet ik ook uit eigen ervaring.

Lees het boek!

Na de workshop trad ook nog een panel op dat zijn mening over het boek gaf. Naast Julie Clément, directeur Communicatie, Informatie en Externe Relaties in het Vlaams Parlement, en Phaedra Rouselle, coördinator dienst Tewerkstelling van Genk, figureerde ook onze ‘eigen’ Bert Pol. Ze waren het erg eens: het boek in z’n geheel is een aanwinst voor het vak communicatie. Lezen dus! Dat ga ik snel doen met een recensie op Communicatie in het verschiet.

Meer info

 

Meer burenhulp: bewust maken of een klein zetje geven?

Geschreven voor Communicatiekragt.nl op 14 januari 2015

Laat ik je maar meteen uit de droom helpen: burgers bewust maken van de veranderingen in het sociale domein zet mensen niet in beweging. Er is meer nodig dan zo’n campagne. De meeste 3D-campagnes leunen te veel op de gedachte dat mensen rationele wezens zijn en nadenken over alles wat ze doen. Helaas, over 95 procent van ons gedrag denken we niet na. Wat betekent dit voor de gemeente die wil dat mensen hun buren meer gaan helpen?

Overal in het land rijzen de campagnes als paddenstoelen uit de grond. Mits ze goed zijn geframed, zullen ze waarschijnlijk geen kwaad kunnen. Maar veel zoden zetten ze niet aan de dijk. Mensen komen zelden in actie op basis van rationele argumenten : ‘De overheid levert minder zorg, dus misschien moet ik eens mijn buurman gaan helpen met gras maaien.’

Over het exacte percentage wordt gediscussieerd, maar er wordt gezegd dat 95 procent van ons gedrag automatisch is of in ieder geval deels automatisch. Dat houdt in dat we er niet over nadenken of er slechts oppervlakkig over nadenken. Dit betekent nogal wat voor communicatie: het heeft vaak weinig zin om een appel te doen op de ratio.

Systeem 1 is supersnel, systeem 2 is lui

Er zijn verschillende gedragswetenschappers die hierover hebben nagedacht. Daniel Kahneman onder andere heeft interessant onderzoek gedaan naar ons cognitieve vermogen. Hij betoogt dat mensen absoluut niet calculerend zijn en zelfs nogal stomme inschattingsfouten maken omdat ze helemaal niet zo rationeel zijn. We hebben twee denksystemen: systeem 1 is snel en oppervlakkig, systeem 2 is langzaam en grondig. Die twee systemen wisselen elkaar continu af. Systeem 2 is eigenlijk lui, komt niet zo vaak in actie. Systeem 1 gebruiken we veel liever. Systeem 2 is snel overbelast en we schakelen dan naar systeem 1, als we bijvoorbeeld afgeleid worden, geen tijd hebben of niet betrokken zijn. Kahnemans perspectief laat ook zien dat mensen niet óf rationeel óf automatisch handelen. Vaak is het een mengelmoes, maar met de nadruk op het automatisme.

Een paar voorbeelden. Over het kopen van een huis denk je meestal goed na: wat kost het, wat brengt het straks op, voldoet het aan mijn eisen. Toch speelt ook de intuïtie een rol: hoeveel vrienden gingen je voor, wat voor een huizen hebben zij, voel ik me thuis in deze buurt, is de makelaar aardig? Ondanks dat het hier om een grote beslissing gaat, spelen (onbewuste) emoties ook een grote rol.
mannen-pakken-vaker-smartphone-in-de-auto_24-11-2014112039_smartphone-autoEen omgekeerd voorbeeld: als je auto rijdt, en je bent met je gedachten ergens anders, dan is systeem 1 aan zet. Je neemt automatisch de afslag terwijl je eigenlijk rechtdoor had moeten rijden, want je rijdt niet naar je werk maar naar de tandarts. Rij je eenmaal de verkeerde weg, dan word je plotseling door iets getriggerd, systeem 2 wordt actief en je draait om.

Je rolt erin met hulp van vrienden

Hoe zit het met de buurman helpen met het gras maaien. Kom jij in actie door de campagne ‘We moeten meer voor elkaar gaan doen’? Waarschijnlijk niet. Het punt is namelijk dat je vooral in systeem 1 zit. De campagne doet een appel op het luie systeem 2. Hoe krijg ik jou in systeem 2 óf hoe zorg ik dat systeem 1 jou in actie zet.

Om je in systeem 2 te krijgen moet ik iets heel opvallends doen, zodat je als het ware opschrikt uit de automatische modus van niet-helpen. Als er op dat moment handelingsperspectief is, zou je in actie kunnen komen.

Het is waarschijnlijker dat ik jou via systeem 1 in actie kan zetten. Ik moet zorgen dat jij erin rolt. Het moet vanzelf gaan, het komt op je pad en dan doe je het gewoon.

kudde-schapen-1Mensen laten zich goed in beweging brengen door vrienden en familie. Ik moet er dus voor zorgen dat zij jou een duwtje in de goeie richting geven.

Ik kan bijvoorbeeld een gezellige bijeenkomst laten organiseren door mensen die actief zijn in de wijk. ‘Kom je ook voor koffie met taart? We willen wat voor de buurt doen. Dat vind ik echt iets voor jou. Tini en Jan komen ook.’ Of diezelfde actieve wijkbewoners kunnen hun kennissen benaderen: ‘Doe je mee met de burenhulpochtend? We gaan tuinen van oude mensen snoeien en maaien.’

Eenmalig is het begin van vaker

En zo kom je in actie. Eenmalig, dat wel. Maar van het één kan het ander komen. Diezelfde actievelingen kunnen je attent maken op een site als Wehelpen.nl of ze vragen of je zoiets vaker wil doen en bij de pool komt van mensen die gebeld kunnen worden voor klusjes.

Systeem 1 is een held

Systeem 1 is er weliswaar schuldig aan dat jij niet ontvankelijk bent voor argumenten en informatie. Maar systeem 1 maakt ook veel mogelijk. Het is onder andere heel ontvankelijk voor wat vrienden en familie zeggen en doen.

En het is ontvankelijk voor nog veel meer. Lees Cialdini erop na, of bekijk zijn filmpje over onder andere commitment en consistency en wederkerigheid, twee principes die in dit verband heel nuttig kunnen zijn.

Literatuur:

  1. R.E. Petty en J.T. Cacioppo: Communication and persuasion. Central and peripheral routes to attitude change. New York: Springer-Verlag (1986) 
  2. Kahneman: Thinking fast and slow. Penguin Books (2012) 
  3. Pol en C. Swankhuisen: Nieuwe aanpak in overheidscommunicatie. Mythen, misverstanden en mogelijkheden. Bussum, Uitgeverij Coutinho (2013)
  4. R.B. Cialdini: Invloed, theorie en praktijk. Den Haag, Academic Service (2001)

Buren helpen? Burgers moeten helemaal niks!

Geschreven voor communicatiekragt.nl op 8 juli 2014

posterbuurman2Inwoners moeten zich meer gaan inspannen voor hun zorgbehoevende ‘buren’. Zij moeten immers het gat vullen dat valt door de bezuinigingen in de zorg. ‘Er moet meer burenhulp komen, mensen moeten meer participeren. Deze boodschap moet zo snel mogelijk gecommuniceerd worden naar de burgers,’ roepen politici en Wmo-beleidsmedewerkers daarom in koor. Maar burgers moeten helemaal niks! Ze zullen ook niet zomaar doen wat de overheid zegt, alle aansporingen op posters ten spijt.

Valkuil nr. 1

Want zou jíj het gras van de buurman maaien omdat de gemeente zegt dat het moet? Of omdat de overheid vindt dat wij naar een participatiesamenleving toe moeten? Een retorische vraag. Er zijn betere varianten van deze poster te bedenken. Ga bij jezelf te rade en er komen vele argumenten op die pleiten voor het helpen van je buurman: Je zou het gras kunnen maaien omdat je graag wilt helpen. Of omdat je het koffiedrinken met de buurman erg gezellig vindt. Of misschien wel omdat je zelf geen tuin hebt en graag buiten bezig bent. Intrinsieke motivatie schept in ieder geval meer mogelijkheden. Zou deze poster dus beter werken?

posterbuurmanValkuil nr. 2

Toch zul je zien dat ook dit affiche weinig zoden aan de dijk zet. Mensen zijn namelijk heel goed in redenen bedenken voor hun gedrag. Achteraf! Zo blijven mensen altijd in het reine met zichzelf. Veel gedrag laat zich echter helemaal niet sturen door argumenten of rationele motivaties. Meestal denken we niet zo goed na voordat we iets doen.

Triggers in plaats van rationele redenen

Wat zet mensen wél aan om de buurman te helpen? Mensen handelen vaak impulsief als het makkelijk is, dichtbij en bekend. Bovendien willen mensen consistent zijn en deel uitmaken van de gemeenschap. Dit zijn de belangrijkste triggers voor gedrag. Mensen worden dus getriggerd om de buurman te helpen doordat:

  • hun beste vriend ook zijn oudere buurman met zijn tuin helpt;
  • de buurman hen aan een adres heeft geholpen van een goede notaris;
  • op facebook een verhaal stond over burenhulp en zij dit hebben geliked;
  • ze zich hebben aangemeld op een site voor burenhulp. Waarom hebben ze dát eigenlijk gedaan? Omdat klikken een kleine moeite is;
  • ze nu eenmaal ja hebben gezegd, en de buurman steeds zulke lekkere appeltaarten bakt voor de hele familie.

Gebruik de kracht van het sociale netwerk

Mensen zijn zeer sociale wezens en daarom is een van de belangrijkste triggers van gedrag ‘de sociale omgeving’, wat de ander doet of vindt. Burenhulp zet je het beste in gang door vrienden het verhaal te laten doen. Laat mensen elkaar beïnvloeden. De gemeente of de welzijnsorganisatie kan beter op de achtergrond blijven. Organiseer een evenement waar je het sociale netwerk een rol in laat spelen, organiseer een actie op facebook door mensen die al vrijwilliger zijn, laat zien dat vele mensen elkaar al helpen. Uit alle onderzoeken blijkt immers dat mensen elkaar graag helpen en dat het vrijwilligerswerk in Nederland floreert.

Maak het makkelijk

Maak het gedrag bovendien makkelijk. Online de aanmeldknop aanklikken is een goede eerste stap en is een veel makkelijker handeling dan aanbellen bij de buurman met de vraag of hij hulp nodig heeft. Voor dat laatste moeten mensen wel een hele grote drempel over.

Nabrander: valkuil nr. 3

En die poster? Posters helpen goed om gedrag te bevestigen, niet om nieuw gedrag in gang te zetten. Een prima ondersteuning dus van de rest van de acties, meer niet. Mits natuurlijk met een boodschap die aansluit bij de belevingswereld van de helpende burger. Deze van wehelpen.nl is het navolgen waard.

Naamloos 2

Meer burenhulp: wat Intervention Mapping bijdroeg aan de communicatiestrategie

burenhulp band plakkenVanwege de bezuiniging op de Wmo, willen dertien gemeenten in Noord-Holland dat mensen in hun gemeenten elkaar meer gaan helpen door kleine diensten verlenen of vrijwilligerswerk te doen. Bewijskragt kreeg de opdracht om hier een communicatiestrategie voor te ontwikkelen. Wat bracht Intervention Mapping ons? Een scherpe analyse, een helder overzicht, een weloverwogen keuze. Hoe Intervention Mapping de brug slaat tussen theorie en praktijk.

Intervention Mapping is in feite niet meer dan een stappenplan dat je helpt bij het denkproces en ervoor zorgt dat je strategie logisch in elkaar zit en onderbouwd is. De kennis over gedragsfactoren en methoden waarmee je die kunt beïnvloeden moet je wel zelf in huis hebben. Er zijn 6 stappen. Ze lijken een open deur:

1. probleem(gedrags)analyse,
2. (gedrags)doelenanalyse,
3. bepalen van de strategie,
4. coherent communicatieplan,
5. implementatieplan,
6. evaluatie.

Maar het (relatief) nieuwe zit ‘m in de manier waarop je de analyse doet: problemen en doelen hebben onderliggend gedrag. Dit gedrag wordt gestimuleerd door bepaalde factoren en die kun je op een bepaalde manier beïnvloeden. Hier een vereenvoudigd schema:

schema blog IM feb 2014

Lees ook de blog van Loes Hekkens over Intervention Mapping.

Terug redeneren naar het Wmo-probleem

Onze opdracht was om een doel te verwezenlijken: meer vrijwilligers en burenhulp. Wat was het onderliggend probleem? We hadden alle reden om ernaar te vragen. Want hoe specifieker je het gewenste gedrag kunt formuleren, hoe beter en hoe concreter je aanpak. Helaas, kon niemand ons hier een definitief antwoord op geven want gemeenten staan nog maar aan de wieg van de grote veranderingen, de drie transities in het sociale domein.

Dus zijn we zelf aan de slag gegaan met de probleemanalyse en we vonden een interessante aanvulling voor onze aanpak. De focus van de opdracht lag bij de zogenaamde ‘gezonde’ burger. Maar als je het probleem gaat definiëren, zijn het juist de mensen met een zorgvraag die het probleem hebben. Wat telkens boven kwam drijven was het gebrek aan participatie van de hulpbehoevende burger. Wij zagen een prachtige mogelijkheid: ook zij kunnen heel goed aanbieders van hulp zijn. Als je niet zo goed ter been bent kun je misschien wel iemand helpen met zijn administratie of iemand voorlezen of gezelschap houden. Uit verschillende onderzoeksrapporten bleek inderdaad dat ‘de lamme’ vaak ‘de blinde’ helpt. Dat heeft iets te maken met de meer gelijkwaardige relatie. Dus waarom niet vragen of de hulpbehoevende zelf iemand wil of kan helpen, liefst op het moment dat ze zelf hulp aanvragen. Het mes snijdt zo aan twee kanten. Het probleem dat je daarmee bovendien tackelt is de vraagverlegenheid. Veel mensen hebben moeite om om hulp te vragen, maar als ze iets terug kunnen doen voelt het veel beter. Het activeren van hulpbehoevenden op deze manier gebeurt al op verschillende plekken en met succes.

Factoren in kaart


Intervention Mapping hielp ons ook bij het in kaart brengen van alle mogelijkheden om het gedrag van de verschillende doelgroepen te beïnvloeden. Het stappenplan dwong ons om alle gedragsfactoren de revue te laten passeren. Op basis van onderzoeksrapporten en soms ook gezond verstand maakten we een overzicht van gedragsfactoren en bijbehorende veranderdoelen.

Een paar voorbeelden:
Doelgroepen (inwoners, hulpbehoevenden, etc.)…

… weten welke hulp waar bij wie nodig is of hoe ze daar achter kunnen komen
… zijn zich bewust dat ook zij zelf iemand kunnen helpen
… vinden burenhulp/vrijwilligerswerk een goede invulling van de basiswaarde wederkerigheid
… weten dat burenhulp niet per se veel tijd hoeft te kosten
… vinden hulp vragen niet iets om je schuldig over te voelen
foto boodschappen… weten dat vrijwilligerswerk en burenhulp gewaardeerd wordt
… weten dat veel mensen elkaar helpen.
Naast deze en andere gedragsfactoren vonden we ook een belangrijke omgevingsfactor. Vrijwilligerswerk loopt via vele vrijwilligersorganisaties, maar burenhulp heeft geen kanaal. Een plek waar mensen elkaar kunnen vinden is dus noodzaak als je wilt dat burenhulp verder gaat dan vrienden en familie. Je zult het gedrag moeten faciliteren met bijvoorbeeld een online platform aangevuld met offline ondersteuning. Zo biedt je mensen handelingsperspectief.

Keuzes

De factoren en de veranderdoelen op een rij zetten (stap 2) is een intensieve klus maar het verrijkt je inzicht. In stap 3 voeg je er nog de strategieën aan toe waarmee je de veranderingen kunt bewerkstelligen. De grote Intervention Mapping-bijbel benoemt talloze strategieën. Liever gebruiken wij zelf de inspiratielijst die bij het CASI-model hoort en die meer op communicatie gericht is.
Als je helemaal volgens het boekje werkt krijg je dus een enorme tabel met vele mogelijke strategieën. Maar tijdens het denkproces maak je al keuzes. Wij zagen als snel dat het beïnvloeden van de sociale norm veel mogelijkheden biedt voor communicatie zeker gezien het wat algemeen geformuleerde doelgedrag. Ook vonden we een vraag- en aanbodplatform een onmisbare tool. In feite kwamen hier de hoofdlijnen van ons plan al in zicht.

Samenhang: kernboodschap en hoofdstrategie

In het uiteindelijke plan was de sociale norm de kernboodschap: elkaar helpen is heel gewoon en wordt gewaardeerd. Daarnaast zetten we in op de sociale netwerkbenadering. Vrijwilligers werven nieuwe vrijwilligers of burenhelpers in eigen kring, dus onder vrienden en bekenden. Immers, als jouw vriendin je vraagt om ook vrijwilliger te worden of je aan te melden bij het platform, dan is dat overtuigender dan wanneer een vreemde dat doet.
Een ander element dat we een plek hebben gegeven in de overall strategie is wederkerigheid. Dit is een belangrijk motief voor vrijwilligerswerk en basiswaarde in onze samenleving, bleek uit onderzoek. Door wederkerigheid te laten zien in beeld en tekst willen we dat mensen elkaar helpen koppelen aan wederkerigheid en zo overtuigd worden om actie te nemen.

Brug van theorie naar praktijk

logo im

Intervention Mapping gebruikten we in deze casus dus vooral als instrument om terug te redeneren, te analyseren, overzicht te krijgen van onze mogelijkheden en daarna keuzes te maken en samenhang te creëren. Natuurlijk zijn er nog veel meer elementen in Intervention Mapping die nuttig en handig zijn. Bijvoorbeeld het implementatieplan (zonder goede implementatie tenslotte geen effect) en de aandacht voor participatie op verschillende momenten in het proces. Daarover een volgende keer meer.

Maar de grootste meerwaarde van Intervention Mapping vinden wij in de vertaalslag van theorie naar praktijk. Goede theoretische kennis is een must, maar wat is theorie zonder toepassing in de praktijk. Juist de combinatie brengt ons vak op een hoger plan. Inmiddels hebben we een aantal mensen opgeleid in het gebruiken van Intervention Mapping. We kijken uit naar meer van dit soort theorie-praktijkverhalen.

Dit was een verhaal op zevenmijlslaarzen. Ik vul het graag aan als je er nog vragen over hebt en ik ben ook benieuwd naar jullie reacties.Deze blog is ook gepubliceerd op www.communicatiekragt.nl.

Hoe een bewonersbijeenkomst kan mislukken door groepsdynamiek

bozebewonersWeerstand? Dan geen bijeenkomst! Dat is mijn devies en was drie jaar geleden ook mijn advies aan de wethouder van een kleine gemeente. Hij was opgezadeld met plannen van de vorige gemeenteraad voor een jeugdhonk in een van de dorpskernen. De nieuwe raad vond dat er een bijeenkomst moest komen om de omwonenden te raadplegen. En ik kon adviseren wat ik wilde, maar de bijeenkomst kwam er en aan mij de schone taak om die voor te zitten.

Mijn inschatting was dat de bijeenkomst fout zou lopen omdat er grote weerstand was. De kans op een open, eerlijke, evenwichtige bijeenkomst leek mij hoegenaamd nul. Alle tactieken ten spijt. Het beste wat ik kon verzinnen om de boel te redden was om de jongeren zelf hun plannen te laten presenteren. Samen met jongerenwerkers en politie hadden zij werkelijk goed nagedacht over hoe ze overlast konden voorkomen. Ik hoopte dat, oog in oog met de ‘vijand’, de gemoederen van de omwonenden wat getemperd zouden worden en dat een discussie enigszins mogelijk zou zijn.

Achteraf kan ik heel goed beredeneren waarom een bijeenkomst in deze situatie niet kon werken. Groepsdynamiek is uitgebreid onderzocht in de psychologie en er zijn drie belangrijke redenen waarom een bijeenkomst als deze gedoemd is te mislukken. Ten eerste heeft een groep snel last van groepspolarisatie. Ten tweede zie je in een groep vaak valse consensus. Ten derde is er een groot risico op wij-zij-denken. Ik heb in de praktijk mogen ervaren hoe dat werkt.

Groepspolarisatie

Groepsdynamiek zorgt ervoor dat een licht negatieve stemming altijd uitmondt in een zeer negatieve stemming. De mening van de groep polariseert: een mening schuift in de loop van een groepsbijeenkomst op naar een extreem, positief of negatief. De mensen die de bijeenkomst over het jeugdhonk bijwoonden, kwamen daar vooral omdat ze tégen waren. De stemming was dus al negatief.

De jongeren deden hun verhaal uitstekend. Het waren sympathieke jongens en ze lieten zich, ondanks de zenuwen, van hun beste kant zien. Maar de inwoners zagen vele beren op de weg, terecht of onterecht, dat laat ik hier maar even in het midden. De jongens werden in de discussie gesteund door een politieman en jeugdwerkers. Ze probeerden tot compromissen te komen, de problemen op te lossen, maar de trend was snel gezet en de inwoners leken onvermurwbaar. Dat jeugdhonk mocht er niet komen.

Valse consensus

Er gebeurde nog meer. Een paar inwoners had duidelijk het hoogste woord. Ik kon daar als voorzitter niet veel aan doen. De anderen kwamen niet door met een eigen mening. Bij een laatste rondje bleek echter dat twee inwoners helemaal niet zo tegen waren. Die wilden best praten over de mogelijkheden. Maar hun mening kwam te laat en had geen invloed meer op de discussie.

Hier laat zich het tweede psychologische principe zien: valse consensus. De groep leek het eens te zijn, maar bij nader inzien bleken er toch nog andere meningen te zijn. Sterker nog, als mensen een dag later naar hun mening wordt gevraagd, blijkt vaak dat ze weer terug zijn geschoven naar het midden. Kortom, de overeenstemming die in de groep lijkt te bestaan, is er niet echt als mensen buiten de groep naar hun mening wordt gevraagd.

Wij-zij-denken

Het derde probleem dat ik tijdens die bijeenkomst signaleerde was groeiende vijandigheid tussen de groepen. Dit was mijn fout, want ik had geadviseerd om de jongeren te laten komen. Het werd de bewoners tegen de jongeren en dat had ik niet voorzien. Als voorzitter moest ik zelfs ingrijpen omdat het behoorlijk grimmig werd. Eén van de bewoners wees naar een jongere: ‘Jou heb vaker rotzooi zien trappen.’ Hij noemde een voorval met een bouwlift en geloofde duidelijk niets van de goede bedoelingen met het jeugdhonk. De beduusde jongeren waren niet in de positie om hier stevig op te reageren – als ze de vaardigheden al hadden gehad. De wethouder haalde aan het eind nog even fel uit naar het onaardige gedrag van de bewoners tegen de jongeren. Maar helpen deed dat natuurlijk niet meer.

Er zijn genoeg alternatieven!

Het jeugdhonk is er niet gekomen, althans niet op die plek. En grappig genoeg kwam er maanden later terug uit B&W: ‘Iemand op de communicatieafdeling is tégen bijeenkomsten.’ Inderdaad, al ligt het iets genuanceerder: Kijk uit met bewonersbijeenkomsten. De kans op foute groepsdynamiek is groot als er weerstand is: polarisatie, valse consensus en wij-zij-denken. Getuige ook de bijeenkomst van minister Cramer in 2011 over de CO2-opslag onder Barendrecht. Zij zou het de mensen wel even komen uitleggen hoe het zat, maar het werkte als een boemerang. Een video van de beruchte bijeenkomst met veel boze burgers staat hieronder.

Zijn er alternatieven voor een bijeenkomst? Natuurlijk zijn die er. Afhankelijk van je doel (informeren, raadplegen, samenwerken): een spreekuur voor bewoners, een informatiemarkt, de Delphi-methode, diverse methoden via internet, enzovoorts. Laat de raad voortaan maar kaders geven voor de participatie en zich niet bemoeien met de vorm.

[Als je even snel wilt scannen kun je deze minuten bekijken: begin tot o.01.07, 1.08 tot 1.09.16, 1.16.10 tot 1.17.38, 1.29.08 e.v.]